Verhaal

Overwinteren in Breskens

om haringen te vangen

20130907_151629.jpg Corry Blok-Plas

In de vijftiger jaren had een migratie van vissers plaats voor de haringvisserij.

Breskens haven.jpg

Vissersschepen uit Urk, Texel en Den Helder in de haven van Breskens.

Mijn vriendin Marjo Vermeulen- Vergouwe, geboren en opgegroeid in Breskens, kan zich nog herinneren dat er in de jaren 50 rond november opeens vreemde kinderen bij haar op school verschenen, die rond maart weer verdwenen. Wie waren deze overwinteraars in Breskens? Zij kwamen niet voor het zwoele klimaat van Zeeuws Vlaanderen, hoewel dat een stuk zuidelijker ligt dan hun geboortegrond, want het waren kinderen uit vissersgezinnen afkomstig van Texel, Urk en Den Helder!

In de strenge winter van 1946/47 wordt door de Urker vissers - uit nood geboren - de haringvangst in de zuidelijke Noordzee ontdekt. De vangst was zo goed, dat er al snel vele kotters uit Urk, Texel en Den Helder richting Breskens trokken. Van november tot in maart wordt Breskens de thuishaven van deze kotters.

Breskens 3.jpg
Haring in overvloed aan boord van de vissersschepen

Voor de vissermannen was het bijna niet te doen om elk weekend de reis naar vrouw en kinderen te ondernemen. In die tijd waren er nog geen snelwegen en sneltreinen. Een reis van Urk ging eerst naar Kampen en vandaar met de trein het hele land door naar Vlissingen, vanwaar de veerpont naar Breskens vertrok. Een reis die totaal zo’n 8 tot 9 uur in beslag nam.  Op Urk regelde de vissers later samen een bus maar ook dan duurde de reis nog  6 tot 7 uur. Vanuit Texel was het niet veel beter daar begon de reis immers al met een veerpont naar Den Helder om dan in Breskens met de pont uit Vlissingen te eindigen.

Ze gingen dan ook niet ieder weekend naar huis en een aantal vissers huurde voor die periode een huisje in Breskens en verhuisde daar hun gezinnen naar toe. Vandaar dat de kinderen uit deze gezinnen zich in de winter vermengden met de Bressiaanse schooljeugd. Marjo kan zich nog goed de kinderen met de naam “van der Vis” uit Texel herinneren. Nee dat was geen scheldnaam maar is een bekende Texelse familienaam. Soms is de werkelijkheid leuker dan een verzinsel!

Haring was er in overvloed in die zuidelijke Noordzee. Eerst viste men in span met een kuilnet tussen twee boten maar het viel de Nederlandse vissers op dat de Belgen veel meer vangst binnen haalden.  Ja je zult het niet verwachten maar die visten met een zogenaamde “atoomkuil”. Dat is een groot vierkant net uitgevonden door een Deen uit Skagen.  De slimme Belgen gaven hun methode niet zomaar prijs maar uiteraard zijn de Urkers ook niet van gisteren. Zij ondernamen in een nacht een heuse spionagetocht om de truc te ontdekken en slaagden daarin.

Naast de scholen en de huisjesmelkers gaf deze haringteelt met zijn gemigreerde vissers de hele middenstand van Breskens een geweldige impuls. De afslag van Breskens draaide grote omzetten; de vangst was soms zo groot dat er tweemaal in de week gelost moest worden. Ook de vislossers van Breskens waren spekkoper in die tijd.

breskens 5.jpg

Vislossers met links R. Vermeulen (geen familie), door Marjo “Reinier Pruum” genoemd om zijn voorliefde voor pruimtabak.

De vissers moesten natuurlijk ook eten. De vader van Marjo was brood- en banketbakker. Hij leverde brood aan diverse haringvissers. Omdat in die tijd de vrieskist aan boord nog niet zijn intrede had gedaan, werd er extra vet aan het brood toegevoegd zodat het gedurende de werkweek aan boord enigszins eetbaar bleef. Volgens Marjo  werd dit brood “Galabrood” genoemd.  Uiteraard leven de vissers niet op brood en water alleen dus ook andere winkeliers deden goede zaken.

Aan alle goede dingen komt een eind, zo ook aan deze gouden haringtijd. Door overbevissing kwam er in het begin van de jaren zestig een einde aan.

Tot slot een paar weetjes over de haring.

220px-Rollmops_01_retouched.jpg

Jullie moeten niet denken dat al die haring gekaakt en gezouten werd verkocht. In tegendeel deze haring was helemaal niet geschikt voor zoute haring maar alleen voor zure haring en de zogenaamde “rolmops”. Dit is een haring die om een zure bom of augurk gerold zit. Alleen haring die in de zomermaanden wordt gevangen kan als zoute haring gegeten worden. Na deze maanden zit de haring vol met kuit en hom en wordt dan voornamelijk gerookt verkocht. Een koudgerookte haring heet een spekbokking en een warmgerookte een stoombokking. 

 

 

Bron en foto’s: Nederlandse Kottervisserij in beeld 1940-1959 door Jurie van den Berg.