Waterzielen
Het land-onder-de-zeespiegel
Frank Westerman schreef een voorwoord voor: "Nederland in 7 overstromingen".
Taxiënd over de asfaltvlaktes van Schiphol beeld ik me vaak in dat het vliegtuig waarin ik zit zich tot aan zijn vleugels door het water beweegt. De ovalen raampjes veranderen dan vanzelf mee in patrijspoorten. Dit is geen schrikbeeld van een crash of noodlanding op zee, ik stel me simpelweg de watermassa voor die hier tot anderhalve eeuw geleden op de bodem van de Haarlemmermeer stond. Daar waar nu de Polderbaan ligt uitgerold.
Op dit afwezige water ben ik op het overdrevene af trots. Staat dit eigenlijk wel in de vaderlandse canon: afwezig water, op plekken waar het volgens de wetten van de hydraulica wel zou moeten zijn? Persoonlijk vind ik land-onder-de-zeespiegel (eenderde van Nederland) eigener dan tulpen (een plant uit Turkije), aardappelen (afkomstig uit de Andes) of windmolens (de Spaanse waartegen Don Quichot ten strijde trekt zijn ouder dan de onze).
Vanwaar dit patriottisch sentiment? Zeker weten doe ik het niet, maar ik verdenk één kunstwerk van 35 bij 50 centimeter in de woonkamer vroeger bij ons thuis. Mijn ouders kochten het in de wederopbouwjaren. Ze komen allebei van de Zuid-Hollandse eilanden, waar ze de watersnood van 1953 hebben meegemaakt: hun dorp, Oud-Beijerland, lag als een half overspoeld eiland in de verdronken Hoeksche Waard; de boerderij van de beste vriendin van mijn moeder was als wrakhout meegesleurd.
Ze trokken voor werk naar Rotterdam. Vóór februari 1953 met de stoomtram over de brug over de Oude Maas, na februari 1953 noodgedwongen met de boot. In 1957 trouwden ze. Als huwelijksgeschenk mocht mijn moeder van haar werkgever een echt schilderij uitkiezen - olieverf op doek. In een kunsthandel aan de Lijnbaan kozen de verloofden eensgezind voor een werk van Meeuwis van Buuren, Rotterdammer. Het kostte een vermogen: meer dan honderd gulden, heb ik gehoord.
Met dit kleinood in huis ben ik opgegroeid. Pas nu ik met de complete crew van ‘Nederland in 7 Overstromingen’ diep in ons watersnoodsverleden ben gedoken, als parelvissers op zoek naar stukjes van de Nederlandse volksziel, realiseer ik me dat er op het enige schilderij bij ons thuis geen land staat. Er staat helemaal niets op dan water. Je ziet omslaande golven, een dramatische wolkenpartij, één meeuw.
Het kan geen toeval zijn dat mijn ouders voor dit landschap kozen dat geen landschap is. Japanners krijgen op hun bruiloft een houtsnede van Mount Fuji, Armeniërs een schilderij van de Ararat. Wij deltabewoners kiezen voor een zeegezicht.
De vakanties van mijn jeugd, en dit zal ook al geen toeval zijn, bracht ik door aan de vloedlijn die Meeuwis van Buuren net niet weergeeft. Daar, op het Noordzeestrand, ben ik zomer aan zomer met emmertjes en schepnetjes in de weer geweest. Bij laag water heb talloze zandkastelen gebouwd; mijn vier jaar oudere zus versierde ze soms met schelpen. Zelf bleef ik doorscheppen tot aan de vloed, almaar verwoeder, hoe kansloos ik ook was tegen het opkomend tij. Al mijn bouwsels zijn golf voor golf weer afgekalfd en in een paar uur tijd: uitgewist.
Als symbool voor hoe wij ons verhouden tot het water zie ik niet Hans Brinker voor me met zijn vinger in de dijk (import-folklore uit Amerika) maar het spelende kind dat op het strand een zandkasteel bouwt: we werpen barrières op die gedoemd zijn om vroeg of laat weer weg te spoelen. Gebeurt dit met de zandkastelen binnen de twaalfuurscyclus van eb en vloed, op nationale schaal gebeurt het eens in de honderd of paar honderd jaar – ook al blijven de grootste stukken Nederland daarbij altijd wel overeind staan.
Er valt goed mee te leven. Vooral als je bedenkt dat die overstromingsrampen uit het verleden weliswaar veel hebben weggenomen (levende have, onroerend goed, infrastructuur) maar dat wij, de overlevenden, er een rijkdom aan niet-materiële zaken voor hebben teruggewonnen. Niet alleen kennis van de waterbouw, maar ook de overlegcultuur van het polderen of de grote gulheid bij inzamelingsacties voor slachtoffers van wat voor rampen dan ook.
Wat heeft het water ons ontnomen en wat heeft het ons gegeven – dat is hetgeen we in dit boek, in de tentoonstelling van het Zuiderzeemuseum en in de zevendelige NTR-serie ‘Nederland in 7 Overstromingen’ voor het voetlicht willen brengen.