De UK 297
Maar eerst leuk spelen bij de haven van Urk en iets minder leuk naar de Wilhelminaschool op Urk.
Een wat overmoedige sprong van een dak op zesjarige leeftijd leverde hem naast een lelijke val een langdurig verblijf in het ziekenhuis op. Maar liefst achtmaal werd hij voor zijn gewonde voet opgenomen in het ziekenhuis in Kampen, éénmaal zelfs voor 10 weken. Gelukkig stal hij de harten van de verpleegsters en zij maakten zijn verblijf een beetje dragelijker. Met de voet kwam het goed maar Otto bleef, niet zo verwonderlijk, wel zitten dat jaar op school. Nu vormden school en Otto toch niet zo’n gelukkige combinatie en op 15-jarige leeftijd kwam er een abrupt einde aan zijn schoolcarrière. Hij zat toen op de Visserijschool en op Koninginnedag gaf deze school als enige zijn leerlingen geen vrij. Dit tot grote onvrede van Otto, die aan de festiviteiten, die die dag op Urk plaats hadden, mee wilde doen. Uit boosheid liet hij de vlag, die fier op de school wapperde zakken tot halfstok. Het duurde niet lang voordat er politie op school verscheen omdat het natuurlijk geen pas had om op Koninginnedag de vlag halfstok te hangen. De dader werd snel opgespoord en Otto van school gestuurd.
Otto een paar weken voor de sprong van het dak.
Alvorens hij wilde gaan vissen, dacht Otto het er even van te nemen maar dat viel tegen… In plaats van uitslapen trommelde zijn vader hem al vroeg uit bed en stuurde hem naar oliehandel Hoekman waar hij meteen aan het werk moest. Dit bracht hem door het hele land tot aan Roosendaal om schepen te voorzien van olie. Erg blij werd hij hier niet van en toen na 4 maanden de kans zich voor deed om te gaan vissen, pakte hij deze met beide handen aan.
Zijn eerste schipper was een Elburger, die een kotter op Urk had laten bouwen. Het was een woeste visser, die de hele week van huis bleef. Otto vond dat prima. Zij visten met de kuil op paling en losten bij de afslag van Enkhuizen. Het was het begin van een bewogen carrière als visserman met alle ups en downs die daarbij horen.
Na een paar jaar vissen leek het Otto toch verstandig om een beetje bij te scholen en zo haalde hij tussendoor nog een aantal diploma’s wo. zijn stuurmans- en schippersdiploma’s, die later goed van pas kwamen.
Toen de kuilvisserij in 1970 werd verboden stapte Otto over op de Noordzeevisserij. Hieronder doet hij in zijn eigen woorden verslag van zijn belevenissen op zee…
In 1978, ik was toen 3 jaar getrouwd en 25 jaar oud, besloot ik met een eigen kotter te gaan vissen. Ik kocht een schip voor bijna een miljoen en werd hierbij o.a. geholpen door oliehandel Klaas de Boer. De besomming was in die jaren zo goed dat we besloten deze na een paar jaar in te wisselen voor een grotere kotter. Het werd een schip van 33 meter lang met een 1080 pk Bolnes motor. De overschrijving vond plaats op vrijdag de dertiende en de werfbaas zei nog: “zal je dat wel doen?”. Ik had het kunnen weten want een auto die wij kochten op een vrijdag de dertiende was de volgende dag total loss. En het bleek dan ook geen gelukkig schip. De eerste reis die wij maakten met de UK 297 was het slecht weer en we bleven met het tuig aan een wrak hangen. Twee gieken krom, netten weg en schade aan de mast. Totaal 60.000 gulden schade. Toen alles gerepareerd was, waren de weerberichten om te vissen zeer slecht. Wij gingen naar zee maar veel collega vissers keerden bij Borkum om maar wij gingen door omdat er veel rekeningen lagen te wachten om betaald te worden en ik was jong en onbezonnen… De windkracht nam toe tot orkaankracht en we waren te laat om de netten binnen te kunnen halen en een veilige haven op te zoeken. Op vrijdagnacht werden er door de wind twee ruiten ingedrukt door klapwater en kon ik geen verbinding meer maken met de wal omdat alle antennes van de stuurhut waren weggewaaid. Toen had ik echt het besef dat een mens niks meer kan doen en dat het in Gods handen is. Omdat het oog van de orkaan over ons heen kwam, werd het even rustig en konden wij de netten binnen halen en zijn wij op zondagmiddag Esbjerg binnen gelopen. De havenmeester was blij ons te zien. Wij waren vanaf vrijdagmiddag als vermist opgegeven en ik kon die zondag pas naar huis bellen.
Ik heb toen nog 5 jaar gevist met hetzelfde schip maar veel tegenslag gehad en heb het toen met quotum en al verkocht voor een prijs, die een aantal jaren later vervijfvoudigd zou zijn maar ja that’s life…
Mijn vriend Jacob Snoek van UK 154 zei: “kom gauw bij mij aan boord dan ben je zo weer boven Jan”. Het werd een heftige tijd; in die 4 jaar zijn wij overal gaan vissen. In het voorjaar bij het eiland Man, daarna in de Golf van Biskaje en het Skagerrak bij Denemarken. Meestal 12 dagen weg en 2 dagen thuis. Maar we hebben ook wel bij Spanje en zelfs voor de kust van Marokko gevist. Dan was je nog langer van huis. Mijn vrouw Netty vond het te gortig worden en zo ben ik na 4 jaar aan het volgende avontuur begonnen.
Ik ging varen voor een Schotse rederij en met twee andere Urkers hadden wij het beheer over drie kotters met de nummers BCK van de Schotse haven Buckie. Dat werd een daverend succes omdat het Nederlandse quotum voor tong beperkt was en wij onder Schots nummer onbeperkt tong aan konden voeren tegen hoge prijzen. Dat hebben wij drie jaar gedaan maar toen moest de rederij wegens wanbeleid van de eigenaren – dure auto’s (Jaguars), dure huizen en vrouwen – verkocht worden.
Daarna heb ik nog 3,5 jaar gevist op een boomkorkotter, de PD 357, weer onder Schotse vlag maar met een complete Urker bemanning. Totdat ik op een dag door drukte, kou en oververmoeidheid niet alert genoeg was en tijdens het even snel repareren van een net met net en al over boord werd getrokken. Door kordaat optreden van de schipper werd ik met veel moeite weer aan boord gehesen. Ik dacht: “ik zeg niets tegen het thuisfront, dit hoeft ze niet te weten” Maar voordat ik thuis was, had mijn vrouw Netty het al gehoord. Zij vond dat het mooi genoeg geweest was en dat ik ermee moest stoppen. “Je hebt genoeg bij elkaar geharkt” zei ze.
Toen brak er een nieuwe fase aan in mijn carrière. Via een uitzendbureau op Urk werd ik in 2002 veerschipper bij het ZZM. Dat beviel zo goed dat ik later in vaste dienst dit werk heb voortgezet tot op heden. In mei 2020 ga ik D.V. met pensioen. Toch trekt het vissen nog altijd.
Op de brug het tuig binnen halen (2018)
In de wintermaanden ga ik nog wel eens een paar weken mee als opstapper. De laatste jaren alleen nog bij mijn zoon aan boord. Het is hard werken als visserman maar voor mij blijft het het mooiste beroep dat er is.
foto's: archief O. van de Berg