De netten waarmee in de Zuiderzee werd gevist, kregen veel te verduren. Sowieso had het zoute zeewater zijn effect op de touwen, maar geregeld bleven ze ook ergens achter hangen, scheurden ze stuk en kon de vis ontsnappen door de gaten. Dat kostte een visser zijn vangst en dus een hoop geld. Het maken, onderhoud en repareren van de katoenen netten was daarom een tijdrovende klus.
In de Marker haven in het buitenmuseum wordt daarom gedemonstreerd hoe de netten vroeger gemaakt, onderhouden en gerepareerd werden. Zeegers Postma is een van de vrijwilligers die regelmatig op een krukje aan de netten werkt. “Breien, tanen en boeten noemen we dat.”
Natuurlijk beginnen we met het breien van een net. Dat is een precies werkje, de mazen moeten even groot zijn en het net sterk, vertelt Zeegers. “Die netten worden gebruikt voor fuiken om paling mee te vissen.” In de eerste instantie, en als je er verder weinig verstand van hebt, zie je gewoon een langwerpig net met ringen, dat naar het einde toe steeds kleiner wordt. Maar als je beter kijkt en luistert naar de uitleg van Zeegers, valt je meer op. In de fuik bijvoorbeeld zitten weer andere netten. “Die moeten ervoor zorgen dat de paling niet naar buiten zwemt. Kijk, de fuiken lagen op de bodem, want de paling zwemt over de bodem. Helemaal achteraan in het net lag wat aas waar die paling naar op zoek was. Eenmaal daar en het aas verorbert, wil die natuurlijk weer naar buiten. Maar door de binnenste netten werd hij tegengehouden en bleef de vis in de fuik zitten, te wachten totdat hij werd binnengehaald door de visser.” Ook zie je op het einde van zo’n net een klein gaatje. “Dat is voor de jonge vissen, die kunnen daardoor ontsnappen en verder groeien.” Want zoals elke visser weet; als je de palingen al vangt als ze nog te klein zijn, kun ze later niet nog een keer vangen.
Als de netten gebreid waren, werden ze getaand. Zeegers: “We dompelen ze dan onder in een grote verwarmde koperen ketel met daarin water en cachou. In cachou zit taninne en dat is een conserveringsmiddel. Dat komt vrij als we de ketel verwarmen en impregneert de katoenen netten om ze tegen verrotting te beschermen. Maar wil je de netten goed houden, dan moet je die om de drie of vier weken opnieuw tanen.” Ook de zeilen werden getaand, maar dan met een borstel in plaats van in een ketel. Cachou geeft een bruine kleur aan het water, waardoor de witte zeilen vroeger bruin kleurden door het tanen.
Geen inkomsten
Een intensieve klus dus, net als boeten. “Dat betekent repareren. Waar die naam vandaan komt? Als de netten kapot waren, zwom de vis door de gaten weer de zee in. Dat betekende geen inkomsten voor de visser, die dus moest boeten voor zijn kapotte net.”
De vissersplaatsen rondom de Zuiderzee kenden taanhuizen waar de netten werden gemaakt. Vaak waren dat gepensioneerde vissers, zij deden vaak ook het brei- en boetwerk. De vissers die de zee opgingen hadden daar maar weinig geen tijd voor. Tegenwoordig worden netten machinaal gemaakt en zijn ze van nylon. Daarom hoeven ze ook niet meer getaand te worden.
Zeegers heeft het breien, tanen en boeten in het Zuiderzeemuseum geleerd. De gepensioneerde ambulancebroeder begon zo’n twaalf jaar geleden in het museum als acteur. Hij speelde de visserman uit Urk. “Daardoor heb ik veel geleerd over de Zuiderzee. Een paar jaar geleden wilde ik weer eens op een andere plek in het museum gaan kijken. Zodoende.” De Zuiderzeecultuur speelt ook een rol in zijn dagelijkse leven. De van oorsprong Amsterdammer kwam een jaar of zeventien geleden in Enkhuizen wonen in een monument. Samen met zijn vrouw en enkele vrienden vormt hij een zangkoor dat maritieme liederen ten gehore brengt.