De opa van Outger Zondervan (1943) mocht beslist niet vissen. Hij moest boeren van zijn moeder. Haar echtgenoot, dus Outgers overgrootvader, verdronk in 1881 op de Zuiderzee. Zij bleef alleen achter met drie kleine kinderen. Noodgedwongen begon zij te boeren op een paar stukjes land.
Het was moeilijk om een florerend boerenbedrijf te runnen op het eiland. In de tijd dat de Afsluitdijk er nog niet was, overstroomden delen van Marken met grote regelmaat. En dat had grote gevolgen voor de kwaliteit van het grasland op het eiland, legt Outger uit. ’s Winters stonden de koeien vaak lang op stal. In de zomer moest het vee het doen met zompige, brakke weilanden.
Extra inkomsten haalden de Markers uit het verkopen van hooi. Ze lieten het gras extra lang groeien. De kans op de gevaarlijke hooibroei verkleinde dan, omdat in de lange grassprieten de micro-organismes afsterven die de broei veroorzaken, weet Outger. Dit maakte het hooi van Marken geliefd in de Vechtstreek, waar de Markers over de Zuiderzee via de Eem naartoe voeren.
Toen in 1930 het stoomgemaal Moeniswerversluis (ook wel Meuningersluis) werd geopend, werd het voor de Marker boeren al iets makkelijker. Ook de kwaliteit van het land waarop de familie Zondervan boerde, verbeterde. Het waterpeil was nu constanter. Na de sluiting van de Afsluitdijk werd het nog beter.
Toch bleef het sappelen. Het was moeilijk om op het eiland een stabiele markt te creëren voor de producten. In de winter was er een tekort aan melk op Marken, in de zomer kampten de boeren met een overschot. Ze probeerden er zelf boter en kaas van te maken.
In de jaren dertig opende een varkensboer een zuivelfabriekje. Van de melk maakte hij kaas en boter. De wei voerde hij aan zijn varkens. Maar begin jaren vijftig stopte hij ermee, en begonnen de boeren hun melk te verkopen aan de zuivelfabriek in Purmerend.
Outger weet nog dat hij als kind moest helpen de melkbussen van een karretje op de boot te tillen. Aan de overkant stond in Monnickendam de vrachtwagen klaar. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog runde Outgers vader samen met een oom een veehouderij van zo’n dertien koeien.
Nadat in 1957 de dijk van Marken naar het vasteland was voltooid, en er in 1959 een nieuwe weg over het eiland lag, kon de melkfabriek vanuit Purmerend zelf de melk bij de boeren ophalen. Marken telde toen zestien boeren. Door de geschiedenis van de vele overstromingen is de agrarische sector op Marken nooit heel groot geworden.
Outger is zelf ook nog een tijd boer geweest, samen met zijn oom, omdat zijn vader jong overleed. Ze runden een klein bedrijf, van zo’n twintig koeien. Toen zijn oom in 1975 met pensioen ging, besloot Outger om meer stabiele inkomsten aan de wal te zoeken. Hij ging aan de slag bij de beveiliging van NDSM in Amsterdam. Daarnaast werd hij de uitvaartondernemer van het eiland.
Maar daarbij hield Outger zijn schapen. Hij heeft er zo’n negentig op het eiland lopen. En hij woont ook nog altijd in het huis waar zijn overgrootmoeder daarmee – uit nood – is begonnen.
Lees hier ook het artikel 'Juli: hooimaand' van Geert-Jan Davelaar.
Outger Zondervan vertelde zijn verhaal op 29 mei 2018 tijdens het vertelcafé in het Marker Museum.
Foto: "Marken" (CC BY-NC 2.0) by Or Hiltch