De EH 30 in de Markerhaven van het Zuiderzeemuseum
De terugkeer naar Enkhuizen van de Wieringer aak EH 30 (lees: Wieringer aak EH 30) was een reden om eens met Wouter Lub van Luro jachtbouw te gaan praten over het visserijverleden van de aak en de familie Lub. Met dat schip is door zijn familie gevist tot 1936, waarna de aak verkocht werd en vervangen door een kottertje. Omdat Wouter in 1940 geboren is, kan hij uiteraard geen herinneringen ophalen aan de aak maar gelukkig bestaat er een uitgebreid verslag uit 1970, waarin zijn vader Jouke (1909 - 1984) vertelt over het vissen met de aak voor en na de Afsluitdijk.
De vader van Jouke, Jaap, viste met zijn vader, Jacob, op de Zuiderzee maar zag de toekomst voor de visserij heel somber in vanwege de dreigende komst van de Afsluitdijk. Iedere dag klaagde hij over het naderende kwaad. Hij wilde dan ook niet dat Jouke zou gaan vissen maar dat gebeurde uiteindelijk toch. In 1930 kwam hij ook aan boord van de EH 30, want het vissen zat hem in het bloed, Afsluitdijk of niet.
In 1930 vorderde de Afsluitdijk al gestaag maar toch wist de haring nog steeds de weg naar Zuiderzee te vinden door het steeds smaller wordende “gat”, zodat ze nog niet naar verre visgronden hoefden te zeilen. De aak was slechts uitgerust met een T-Fordje, bedoeld voor het in- en uitvaren van de havens.
Eén van de problemen in die tijd was om in warme dagen te voorkomen dat de vis al aan boord verrotte. De haring moest zo snel mogelijk naar een afslag gebracht worden. Ze hadden daar iets op gevonden: Jouke en een knecht roeiden met de bijboot tot ze in de koers lagen van de stoompont – de Stanfriesboten - tussen Stavoren en Enkhuizen. De bemanning hiervan minderde vaart en sleepten voor een maaltje vis, de bijboot mee naar Enkhuizen. Daar was het dan wachten totdat vader Jaap met zijn aak ook eindelijk de goede wind in de zeilen had gekregen en het tij mee, om in Enkhuizen te arriveren.
De aak vaart de haven van Enkhuizen binnen
Vader Jaap was trots op de aak want die hield zich vooral bij ruig weer uitstekend. Het is een zeer stabiel schip en ze kon het opnemen tegen veel grotere botters. Jouke vertelt over een stormachtige dag dat ze met een aantal botters op Wieringen lagen. Iedereen wou naar huis toe maar niemand durfde goed. Maar Jaap Lub wilde die lui met die grote botters wel eens wat laten zien. Die lieten zich op hun beurt niet kennen en samen lagen ze in de sluis om daarna zo snel mogelijk naar Enkhuizen te zeilen. Toen na het passeren van de “Oude Zeug” de botters door de straffe zuidwestenwind de “hoge wal” opzochten, ging de aak in een rechte koers op Enkhuizen aan. Toen ze aan boord van de EH 30 zagen, dat er op een stel botters ook nog een rif werd gestoken, was de vreugde compleet. Vader Lub was zo tevreden dat hij bijna zijn chagrijn over de afsluitdijk vergat.
Toch was de vangst na de sluiting van de afsluitdijk nog goed, vooral in de omgeving van de dijk. Het nieuwe IJsselmeer verzoette langzaam door de wateraanvoer van de IJssel. De schol en andere zoutwatervissen probeerden het zoete water te ontvluchten in noordelijke richting, omdat daar het water nog het zouts was, tot ze vastliepen tegen de afsluitdijk aan. De vis lag hier dus zo’n beetje voor het opscheppen.
Ondanks zijn trots en liefde voor de Wieringer aak ging Jaap toch met zijn tijd mee en liet in 1936 een nieuw kottertje bouwen. De aak werd verkocht aan Cornelis de Graaf uit Wieringen. Met de nieuwe kotter EH 30 werd eerst met zgn. “kamers” op de Waddenzee haring gevangen. Later werd ook op garnalen en met hoekwant op schelvis gevist. Daarna voornamelijk op het IJsselmeer op paling. De kotter was in het begin uitgerust met een klein motortje maar had toen nog een hoge mast met een groot zeil. Pas later werd het zeilen vervangen door grotere motoren.
de nieuwe kotter in de haven van Enkhuizen
Het hart van Wouter Lub ligt niet bij de visserij. Hij is meer bedreven in het timmerwerk van schepen. Toch heeft hij ook gevist. Door ziekte van een knecht kwam hij in 1965 aan boord. Toen ook zijn vader door ziekte uitviel, bleef Wouter vissen met zijn neef Jaap Lub (Japie van Jaap) Door de installatie van een automatisch piloot konden zij de kuilvisserij op paling met zijn tweeën af. Toen het kuilen in 1970 verboden werd, hebben ze nog twee seizoenen met kistjes gevist. Dit bracht echter zo weinig op dat ze kozen voor een bestaan aan de wal. Voor Wouter was dit geen moeilijke keus. Hij richtte zich daarna op zijn eigen bedrijf “LURO Jachtwerf”.
Bron: Wouter Lub, Spiegel der Zeilvaart, 2e jaargang, nr. 2, 1 mei 1970
Foto’s: auteur en archief Wouter Lub