“’s Avonds voor die rampzalige nacht, heel zware Noordwester storm; bij mij thuis waren wij om ongeveer 9 uur gaan slapen. Toen werd er ’s nachts om ½ één met alle geweld op de deur gebonsd. Mijn moeder ging kijken wie dat was. De vrouw van Piet Nagel stond buiten en zei: ‘Mensen kom uit je bed, het zeewater staat boven aan de dijk en komt er hier en daar al over heen.’
Wij ons haastig aangekleed, bedden en dekens op zolder gesjouwd en de stoelen en tafeltjes in de besteden. Moeder stuurde mij met Annie en Jantje al weg naar Teus Stoutenburg. Zij kwam later achter ons aan met de geiten. Mensen die langs de dijk aan het werk waren riepen: ‘Kinderen waar moeten jullie naar toe? Direct breekt de dijk door!’ Wij sjouwden maar door. Onderweg kwamen wij de burgemeester Rutgers van Rozenburg tegen, zijn auto afgeladen met bielsen om de gaten te dichten.
Op het eind van Eemnes was de dijk doorgebroken, de huizen van Willem Bieshaar en Jan Hilhorst waren gedeeltelijk kapot. Ook bij Teus Elders was het mennegat helemaal leeg gespoeld en een groot gat door de weg en door zijn dam (ontstaan). Toen hebben ze een boerenwagen dwars in het mennegat gezet, daar kon men dan over heen lopen.
Het was wel een schadepost: kippen verdronken, kuilen met aardappelen mochten niet meer opgegeten worden; die waren door het water besmet. De boeren waren druk aan ’t zand rijden om een dijk langs de Laarderstraat aan te leggen, tot zover stond het water.
’s Morgens om 8 uur was voor Eemnes het gevaar geweken; er was in één keer een val van één meter. Voor Eemnes een uitkomst (…). Ik meen dat er aan de Eembrug ook nog een boerderij is ingestort en van één alle koeien verdronken. De mensen waren met grote moeite in de hooiberg gekomen.
Overgenomen uit het Kwartaalblad van de Historische Kring Eemnes, jaargang 8 nr. 1 (januari 1986)