De haven van Urk toen de vloot nog binnen kwam
Voordat deze vorm van vissen in de jaren zestig opkwam viste men veelal met de bordentrawl op de Noordzee. Dit was een vismethode waarbij twee houten scheerborden het net open houden en het hele vistuig achter de kotter bevestigd zit.
De boomkorvisserij werd het eerste door garnalenvissers toegepast na het garnalenseizoen (september t/m april) voor het vissen op platvis. Deze garnalenkotters hadden immers al twee gieken met boomkorren. In de jaren 60 kwam men er achter dat de boomkormethode veel efficiënter viste dan die met de scheerborden. In plaatst van één net achter de boot sleep je er twee aan de zijkanten van de boot. Het lijkt mij dan ook vrij logisch dat er 2 tot 3 maal zoveel mee gevangen kan worden. Tel uit je winst!
Op Urk kunnen ze goed rekenen en daar werd dan ook massaal overgestapt op de boomkorvisserij, daar “bokken” genoemd. Veel kotters werden omgebouwd, dus van twee gieken voorzien. Aan de gieken hangen kettingen met daaraan een dwarse boom bevestigd. Aan deze boom hangt uiteindelijk de kor, het sleepnet voor de vangst van platvis, voornamelijk schol en tong.
Een boomkor kotter in actie
Die beide gieken met vistuig aan weerskanten van de boot heeft natuurlijk gevolgen voor de stabiliteit van de boot. Omdat vele boten in eerste instantie niet gebouwd waren op deze visserijmethode konden ongelukken dan ook niet uitblijven.
Urk betaalde een hoge prijs: vanaf midden jaren zestig zijn er veel kotters vergaan en zijn er rond de dertig vissers verdronken, hoogstwaarschijnlijk door het vastlopen van het vistuig aan de grond, waarna de kotters kapseisden. Niet alleen Urk maar ook andere vissersplaatsen kenden zijn vissersdrama’s. Ook betrof het niet alleen omgebouwde schepen maar ging het ook wel eens fout met nieuwe kotters. Een voorbeeld hiervan is de WR 47, een pas nieuw gebouwde kotter, die over de kop ging tijdens het vissen met de boomkor. Als reactie op de vele ongelukken, heeft de overheid regelgeving gemaakt met betrekking tot de bouw en met name de stabiliteit van de kotters.
Tewaterlating van de UK 48
Eén van de eerste kotters, die specifiek voor de boomkorvisserij werd gebouwd, is de UK 48 met de naam Nova Cura. In 1969 ging Otto van de Berg als tiener aan boord van deze kotter op de Noordzee vissen. Hij vertelde mij over het romantische leven van de visserman! De Nova Cura was een schip met 190 pk en 5 bemanningsleden. Bij de boomkorvisserij wordt er twee uur lang gesleept met de netten, waarna de vis wordt binnen gehaald. In mijn naïviteit dacht ik dat de mannen gedurende deze twee uur lekker in de kooi konden gaan liggen slapen, op de stuurman na dan, maar Otto haalde mij uit de droom. Zo werkt het namelijk niet.
Voordat de volgende vangst wordt binnen gehaald, moet de eerste verwerkt worden. Dat houdt in dat de vangst moet worden gesorteerd; zeesterren, -egels, inktvissen en andere ongerechtigheden en, niet te vergeten, de ondermaatse vis moet overboord. Wat overblijft moet worden gestript – sneetje onder de kop en hup de ingewanden eruit om bederf tegen te gaan - en vervolgens in de koeling opgeborgen, vroeger op ijs gezet. Ook moeten de netten en het dek nog schoongespoten worden en soms ook de netten nog gerepareerd.
Vier doen het werk en één kijkt toe!
Dus u begrijpt het wel dan blijft er niet veel tijd over tot de volgende vangst aan boord wordt gelost. En dan begint het hele spul weer van voren af aan. Tussendoor moet dan ook nog gegeten en gedronken worden zodat er van slapen niet echt veel terecht komt. En dat 24 uur achter elkaar, in weer en wind, het hele jaar door. Van maandagochtend tot zaterdagochtend!
Otto vertelde mij dat hij en anderen na 6 weken vissen vaak 1 week rust hielden. Al was het alleen maar om je kinderen te leren kennen! Veel Noordzee vissers hielden het rond hun 45ste jaar, waarbij de meesten er dan ook al zo’n 30 jaar op hadden zitten, voor gezien. Zo ook Otto van de Berg, die de laatste jaren van zijn Noordzeeleven op een kotter met 3300 pk viste en met 7 bemanningsleden maar dat veranderde weinig aan het, in mijn ogen, onmenselijke werkschema.
De andere kant van het verhaal is natuurlijk dat er zeer goed werd verdiend. De boomkorvisserij was zo’n succes, dat kotters steeds groter en groter werden en dat het motorvermogen van rond de 150 pk, begin jaren zestig opliep naar wel 4000 pk in de jaren tachtig.
De wal keerde het schip, door de hoge dieselprijzen en de door de EU ingestelde vangstquota konden veel bedrijven het niet meer bolwerken. Er volgde een sanering en de Noordzeevloot is bijna gehalveerd. Tegenwoordig vist men weer met kotters met 2000 pk erin. Die zijn echter nog te groot met teveel diepgang om naar de thuishaven van Urk te varen en blijven het weekend in havens als IJmuiden, Harlingen, Lauwersoog en Delfszijl liggen.
Tenslotte: Vanwege het succes van de boomkorvisserij op de Noordzee hebben ook enkele vissers op het IJsselmeer deze methode geprobeerd. Dat werd echter snel door de overheid verboden.
Bronnen: O. van de Berg en “Nederlandse Kottervisserij in beeld 1960-1969” door J. van den Berg.
Foto’s: uit “Nederlandse Kottervisserij in beeld 1960-1969” en archief O. van de Berg.