Herfst, de natuur bereidt zich voor op de winter.
Tegenwoordig stelt het niet zoveel voor, die voorbereidingen op de winter, als je tenminste in Enkhuizen woont en niet op Spitsbergen of zoiets. Als je zorgt dat de stekker van de verwarmingsketel in het stopcontact zit, kom je al een heel eind. Misschien wissel je het zomerdeel nog om voor het herfstdeel van het vierseizoenen dekbed, dat je ooit met het oog op koude winters kocht maar waarvan je nooit meer de twee delen op elkaar gebruikt. Dan moeten nog de zomerkleren uit de kast naar de zolder of de kringloopwinkel en de herfst/winter collectie uit de mottenballen - dat is wel erg jaren zestig - worden gehaald of nieuw aangeschaft. Om de tijd te overbruggen tussen de zomerbloemen en de kerststukjes, is het tegenwoordig een must om met herfststukjes de kamer te versieren. Je vult dus een paar schalen met (kleine) pompoenen, dennenappels, kastanjes, eikels of zoiets en dan ben je wel zo’n beetje klaar en ga je zitten wachten op een echte koude winter. De laatste jaren tevergeefs.
Dat was in de jaren zestig wel ander, weet ik nog uit ervaring. Als de kasten uitgeruimd werden om de kleding te verwisselen, werden deze meestal grondig geboend. En niet alleen de kasten, veel huisvrouwen – de meeste vrouwen waren in die tijd huisvrouw – deden niet alleen een voorjaarsschoonmaak maar ook een najaarsschoonmaak. Ik was een opgroeiend kind in de sixties en meestal bleken de winterkleren van het voorgaande jaar te klein. Dus togen wij iedere herfstvakantie met de trein naar Amsterdam om daar, vaak bij C&A, nieuwe kleding te kopen. Twee broeken, twee truien, een jas, een paar schoenen en een jurk voor de zondag. Dat was het wel zo’n beetje. Daarnaast breidde oma nog een paar borstrokken en een paar maillots. Als je pech had, dan waren die van echte wol… en dat kon vreselijk prikken. Gek werd je ervan! Als de wol een beetje verwarmd werd, was het ietsje draaglijker. Daarom drapeerde ik ’s ochtends mijn maillot zorgvuldig om het kachelhekje van onze brandende oliekachel alvorens hem aan te trekken.
Gebreide borstrokken
Dit brengt mij op de kachels. Vroeger was in de winter de kachel het middelpunt van het huis. Veelal waren het kolenkachels maar wij hadden een oliestook. De meeste gezinnen hadden er maar één en rond deze kachel vonden dan ook de meeste huiselijke activiteiten plaats. Daarom stond vooral de grote of eettafel in de buurt van de kachel. In de jaren zestig bestond de huiskamer vaak uit twee gedeelten, een voor- en een achterkamer - een kamer en suite - meestal gescheiden door schuifdeuren en/of gordijnen. Zo kwam het voor dat in de herfst en het voorjaar de meubels van kamer wisselden om de meest praktische bij de kachel te plaatsen. Bij ons kwam het erop neer dat het bankstel er ’s winters werkeloos bijstond in de koude voorkamer, achter hermetisch gesloten schuifdeuren, glas-in-lood, dat wel! Bij andere gezinnen werd de kachel soms in de zomer naar de schuur of zolder verbannen om zo meer leefruimte te creëren. In de herfst werd deze, als voorbereiding op de winter, weer op zijn plek gezet.
Onmisbaar in de voorbereiding was de aanschaf van een fles levertraan, voor de vitamine D, als de R in de maand kwam. Een grote schare kinderen heeft hieraan een trauma overgehouden. Iedere avond werd er een lepel van die levertraan door je kinderkeeltje gegoten. Vies was dat; als je geluk had, kreeg je een zuurtje na en ging dan met een kruik naar bed. Ook die werden in de herfst weer van zolder gehaald. Wij hadden twee ijzeren kruiken, die gevuld met heet water, loodzwaar waren. Eromheen zat een gebreide of gehaakte kruikenzak en als daar dan een gat in zat, verbrandde je je tenen maar het was toch lekker!
Heerlijk: levertraan van Draisma, de echte!
Om gezond gevoed de winter door te komen werden ook de nodige maatregelen getroffen. Kan je tegenwoordig bijna alle soorten groenten het hele jaar door kopen, in de jaren zestig waren er uien, wortelen, groene-, witte-, rode-, zuurkool, spruitjes en koolraap, veel kool dus. Voor de afwisseling werden er in de herfst snijbonen en sperziebonen ingemaakt. Een Keulse pot werd gevuld met een laagjes bonen, afgewisseld met een handje zout. Bovenop kwamen een theedoek, een bord en een steen om het geheel aan te drukken. Afijn, heerlijk smullen werd het meestal niet omdat door het vele zout de smaak van de snij- en sperziebonen verdwenen was.
Keulse potten
Als dan de echte kou kwam en dat gebeurde vaak in het verleden, verschenen de ijsbloemen op de ramen en werd het tijd om de schaatsen uit het vet te halen. Dan werd iedereen toch een beetje nerveus maar daarover gaan de andere verhalen van de “Warme herinneringen”.
Foto’s: auteur, Zuiderzeecollectie