In de vijftiger jaren van de vorige eeuw woonden wij aan de Ringvaart, aan de rand van Edam. Je kon nog salamanders vangen in de prutslootjes, op woensdagmiddag met een kleed en een fles kouwe thee naar de Purmerdijk en 's winters keihard naar beneden op de slee in de sneeuw. Vanaf het steigertje kon je, als het vroor, zo op het ijs stappen en als het gemaal in werking was en het water laag stond moest mijn vader een "bijt" in het ijs hakken om de weg vrij te maken voor de afvoer van de riolering.
Op een keer was hij daarmee bezig toen er uit de rioleringsbuis twee ratjes tevoorschijn kwamen die daar kennelijk gezellig in de warmte zaten te spelen. Ratten waren in mijn beleving gevaarlijke dieren: de brugwachter was altijd blij als hij er weer een om zeep had geholpen en hij waarschuwde mijn moeder om niet onbewaakt een baby in de kinderwagen in de tuin te laten staan. Ze konden in de wagen springen en gaan knagen!
"Kunnen die ratten door die buis in de w.c. klimmen?" vroeg ik geschrokken. "Dat zullen ze niet gauw doen", antwoordde mijn vader. Het kon dus wel, en iedere keer als ik op de w.c. zat keek ik angstig achterom.
Twintig jaar later - ik woonde inmiddels in een benedenhuis in Amsterdam - vond ik achter de toiletpot een paar keuteltjes, te klein voor een mens en te groot voor een muis. Het zal toch niet....NEE, DAT KAN NIET!! Ik ging naar mijn oude buurvrouw, die de vorige dag een hele rol toiletpapier, afgescheurd en afgerold, naast de w.c. had aangetroffen. Ze had haar kamerbewoner gewaarschuwd dat hij eens wat zuiniger moest omspringen met het papier, het groeide niet op haar rug. "Het zijn ratten, oma, u moet de gemeente bellen", had hij gezegd.
Nadat ik een keer de w.c.deur open had gedaan en met een plons een lange staart had zien verdwijnen wist ik dat de nachtmerrie uit mijn jeugd werkelijkheid was geworden:
"DE BILLENBIJTERS WAREN TERUG!!!