“Mijn vader, Karel Keesman, verbouwde van alles en nog wat.” Andijk was vanaf de stichting van het dorp vooral gericht op landbouw en veeteelt, maar vanwege de ligging aan de Zuiderzee werd er ook gevist. Voor veel mensen was dit een bijverdienste op het moment dat grote scholen ansjovis de Zuiderzee op kwamen zwemmen om te paaien.
“Mijn vader had een beetje een grote mond, hij was echt een beetje stoer aan het doen tegen een vriend van hem”, vertelt meneer Keesman, “hij zou wel eens mee gaan met een vriend van hem die op Ansjovis viste op de Zuiderzee, dat kon toch niet veel voorstellen!”.
Dus daar gingen ze, hun geluk beproeven in een bootje bij de ‘Gelderse Hoek’. Dit gedeelte tussen Andijk en Enkhuizen, bij de grote witte vierkante vuurtoren ‘De Ven’, bleek een beruchte plek waar het flink kon spoken. “Mijn vader is nog nooit zo ziek geweest, ze moesten hem buitenboord hangen! De boten in de sloot en de poldervaarten die hij gewend was hadden normaal helemaal geen last van de deining.”
Maar met de zeebenen is het later wel goed gekomen: “Later is hij op zijn 72ste helemaal alleen naar Canada gegaan met de boot. En daarna onderlangs naar Australië."