Het Noordzeewater werd opgestuwd, de Zuiderzee in. Mannen bewaakten de dijken en hielden scheppen, zandzakken en zeilen klaar. De zee stond zo hoog dat de golven gaten in de stenen bekleding sloegen. Het zeewater plensde op bovenkant en de binnenkant van de dijk. Daar zat geen stenen bekleding. Het hoge water drukte tegen de dijk aan. Stukken dijk schoven bij dijkhuizen naar binnen. Bij Andijk konden ze de gaten dichten en de binnenkant met zeilen beschermen. Bij vuurtoren De Ven, op de noordoostpunt van de Omringdijk, spleet de dijk. De binnenste helft zakte weg, de buitenste bleef staan. Daar bleef het gelukkig bij.
Heel veel Andijkers zijn urenlang met gevaar voor eigen leven aan het werk geweest. Dankzij hen is de West-Friese Omringdijk niet doorgebroken. De acht Andijker ‘redders van West-Friesland’ hebben zich als leden van het dijkleger extra ingespannen bij de stormramp in 1916 bijzonder verdienstelijk gemaakt. Opzichter Lodewijk Louwers (rechts) draagt een stormlantaarn, vijf anderen ‘vijftigponders’, zware gewichten om de dekzeilen te verzwaren waarmee verzwakte dijkgedeelten werden beschermd. Van links naar rechts: Kees Zwier, Hendrik Zwaan, Klaas Kruik, Roelof Zwaan, Jaap Zwier (vader van Kees), Piet de Wit en Piet Dekker.
Verhaal
De redders van West-Friesland: Andijk en de watersnood van 1916
De noordwesterstorm van begin 1916 duurde al veertien dagen. Op 13 januari groeide hij uit tot een superstorm.