Verhaal

Harderwijk: moderne tijd en nostalgie in één

picture Tim Suijkerbuijk

Ongeveer vijftien Harderwijkers gingen in het vertelcafé in het Stadsmuseum Harderwijk in gesprek. Hoe heeft de stad zich volgens hen ontwikkeld na de Afsluiting van de Zuiderzee en hoe wordt de voormalige Zuiderzeeplaats tegenwoordig gezien?

vertelcafé HW 1

 

Harderwijk en de afsluiting

Het protest tegen de afsluiting van de Zuiderzee in Harderwijk en in het voormalige Zuiderzeegebied in het algemeen is grotendeels door de bekende Harderwijker ondernemer Eibert den Herder de geschiedenisboeken in gegaan. De stad heeft zich als een traditionele voormalige vissersplaats gekarakteriseerd doordat vooral hier een vuist werd gemaakt tegen de Zuiderzeewerken. Hoe heeft Harderwijk zich na 1932 eigenlijk verder ontwikkeld? In het vertelcafé in het Stadsmuseum Harderwijk zochten historica Eva Vriend en de redactie van MijnZuiderzee.nl dit uit. De namen in dit artikel zijn van personen die in het vertelcafé aanwezig waren. 

Den Herder was ervan overtuigd dat Harderwijk niet zonder de visserij kon. Hij organiseerde protesten, richtte de Zuiderzeepartij op en toonde de Zuiderzeevisserijcultuur in zijn eigen film en op zijn vele schilderijen. Ondanks de hechte economische band tussen Harderwijk en de Zuiderzee, had de stad te maken met vele overstromingen door de jaren heen. “In Harderwijk speelde veiligheid een grote rol”, benadrukt dan ook één van de aanwezigen in het vertelcafé. Nadat Den Herder besefte dat hij de strijd verloren had, bedacht hij een alternatieve inkomstenbron voor zijn stad: toerisme. Zijn zoons Frits en Coen hebben deze ontwikkeling voortgezet.  

Een Harderwijker in het vertelcafé stelt: “De visserij was belangrijk voor Harderwijk, maar Harderwijk niet voor de visserij.” Bovendien verdween er niet alleen een inkomstenbron, maar ook een visserijcultuur. Aan het begin van de twintigste eeuw floreerde de visserij in Harderwijk pas echt, terwijl het daarvoor vooral als garnizoens-, Hanze- en universiteitsstad bekendstond. In 1913 kwam de visafslag en waren er zo’n 170 botters actief. Harderwijk was dan ook net in zijn hoogtijdagen van de visserij beland toen de Zuiderzeewet in 1918 werd aangenomen. De Harderwijker visserijvereniging ‘Onze Toekomst’, die als gevolg van de wetsaanname werd opgericht door Den Herder, telde in het jaar 1931 255 leden. Volgens Evert van der Meer, die zich verder in het visserijverleden van Harderwijk heeft verdiept, was dit een opvallend groot aantal. De opa van Everts vrouw uit Harderwijk was enorm verbitterd toen de Zuiderzee afgesloten zou worden. Hij voelde dat de visserij hem was afgenomen en bleef daar eigenlijk zijn hele leven ongelukkig over.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld op Urk, verdween in Harderwijk de visserij na de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee vrijwel volledig. Slechts een klein aantal Harderwijker vissers zijn op de Noordzee aan de slag gegaan. De industrie in Harderwijk ontwikkelde zich – in het bijzonder na 1945 – en de eerder aangelegde Holland-Veluwe Lijn leidde tot een bloei van de toerismesector. Terwijl de visserij op Urk moderniseerde en veel Urker vissers naar de Noordzee trokken, zochten de Harderwijkers andere middelen van bestaan. Oud-vissers gingen aan het werk in fabrieken of, typerend voor Harderwijk en het nabijgelegen Ermelo, bij de eendenhouderijen. Harderwijker Clemens van Zeijl vertelt in het vertelcafé dat er toen een groep van twaalf oud-vissers op professionele wijze een eendenhouderij ging beheren. Ondanks de teloorgang van de visserij, sloot de visafslag in Harderwijk pas in 1967, het laatste jaar waarin de laatste vissers van Harderwijk een goede vangst wisten te behalen.  

vertelcafé HW 2
   

Het Harderwijk van nu

Tegenwoordig heeft Harderwijk een gemengde bevolkingssamenstelling. Met name de industrialisatie heeft voor veel ‘import’ gezorgd. Het werd een echte arbeidersstad, nieuwe bedrijven profiteerden van het vestigingsklimaat en ook waren er militaire kazernes die mensen van buitenaf hebben aangetrokken. Dit bevestigt onder meer Egbert Mekenkamp, wiens grootouders een militair tehuis runden. Meer industrie zorgde voor meer groei in de regio en volgens een groep aanwezigen “hield de stad zich altijd koest” tegenover de grote uitbreidingen. Eén van hen voegt hieraan toe: “Die windmolens zijn toch wel erg lelijk, maar over het vliegveld van Lelystad wordt hier niet gediscussieerd”. De verstedelijking in Harderwijk was al eerder merkbaar door bijvoorbeeld de eerder genoemde Holland-Veluwe Lijn en de in de jaren zestig aangelegde nieuwe spoorlijn richting Noord-Brabant, wat toentertijd een unicum in de regio was. Deze aanleg maakte de afzet van paling naar met name Tilburg mogelijk. Het verstedelijkingsproces in Harderwijk verschilt enorm met de situatie in bijvoorbeeld Elburg en Putten.    

“Doordat er in korte tijd veel import naar Harderwijk kwam, veranderde het karakter van de stad snel”, zegt stadsdichter Wietse Hummel. Hij werd er geboren, groeide op in de Noordoospolder omdat zijn vader daar een baan kreeg. Hij keerde later weer terug omdat hij, eenmaal volwassen, op zijn beurt in Harderwijk aan de slag kon.

De ene na de andere nieuwbouwwijk verrees in de wederopbouwjaren in Harderwijk. Frankrijk is een bekende wijk waar veel nieuwkomers zich vestigden. De jonge bevolking werkte in de ziekenhuizen, wat eveneens belangrijke werkgevers waren, of in de nieuwe bedrijven die Harderwijk aantrok, zoals de motorenfabriek Samofa[1] en de snoepfabriek.

In het vertelcafé waren zowel bewoners van het nieuwe als van het oude land aanwezig. Samen kunnen zij bevestigen dat de verstedelijking in Harderwijk ten opzichte van het platteland voor cultuurverschillen heeft gezorgd. Het gaat hierbij niet alleen om de traditionele verschillen tussen boeren en vissers, maar ook om de mentaliteitsverschillen tussen stad en platteland. Harderwijk is liberaler geworden, beweert men in het vertelcafé, wat op lange termijn ook een gevolg van het industrialisatieproces kan zijn. “Vrijheid is belangrijker geworden. Dit trekt ook mensen uit de polder naar bijvoorbeeld de uitgaansgelegenheden hier. Eigenlijk niemand uit Harderwijk gaat stappen in de polder.” “Ermelo en Harderwijk behoren ook niet tot de Biblebelt”, voegt men toe.

Toen Jeannette Nijhuis uit Dronten vroeger naar de discotheek in Harderwijk ging, werd er nog regelmatig met een verbazende toon aan haar gevraagd: “Kom je uit de polder?” Een ander vertelt dat Zeewolde een goede relatie heeft met Harderwijk en zich over het algemeen eigenlijk niet thuis voelt in de polder. Marianne Mekenkamp verhuisde als jong meisje met haar ouders in 1963 naar Harderwijk. Haar vader werkte als burgermilitair voor defensie. Hij was verantwoordelijk voor de kantines op de kazernes in het Noorden. Ze weet nog dat haar vader haar als twaalfjarig meisje meenam de polder in om haar te leren autorijden. Op de lange, rechte polderwegen kon ze goed oefenen met sturen. Tegenliggers waren er amper. Er was überhaupt weinig leven in de polder te bespeuren, in de herinnering van Marianne. "Er waren alleen maar fazanten."  

De  vader van Jeannette werkte bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders en kwam als boerenarbeider uiteindelijk terecht in het kleine dorp Bant. In 1963 verhuisde het gezin naar Dronten, want daar was voor vader opnieuw werk te vinden. “Er was werk en er werd niet gesproken over emoties”, vertelt Jeannette, “tegenwoordig is er wel trots te zien bij mijn moeder. Wanneer ze klagend de gemeente belt over bijvoorbeeld de thuiszorg zegt ze: “Ik heb wel geholpen met Dronten opbouwen!””. Ze heeft nog een tante, 97 jaar en helder van geest, die nog kan vertellen over de periode na 1932. Ze maakte de bevolkingskeuring voor het nieuwe land mee en voelt nog steeds zo’n zelfde trots.

Ondanks dat de visserscultuur enkel onderdeel is geworden van de Harderwijker geschiedenis, profileert de stad zich sinds de jaren negentig vooral als Zuiderzeestad. In de beeldvorming domineert de ligging aan het water. “Er wordt teruggegrepen naar de idylle,” zegt stadsdichter Wietse Hummel, “dat ‘Anton Pieckachtige’ wordt gecultiveerd”. Het stoere randje van de geschiedenis, van onder meer het leger en het Koloniaal Werfdepot, wordt weggemoffeld. Dit komt volgens Egbert Mekenkamp omdat wordt gedacht dat het waterverhaal beter verkoopt. “De koopman wint het van de dominee.”

 

De verhalen zijn opgehaald tijdens het vertelcafé in Stadsmuseum Harderwijk op 23 oktober 2018.

Tekst geschreven door Tim Suijkerbuijk en Eva Vriend.

Foto's: Corien van der Meulen  

Met dank aan Yvonne Noorman - Museumdocente Zuiderzeemuseum Enkhuizen 

 

[1] Lees ook: https://www.mijnzuiderzee.nl/page/7739/de-populaire-scheepsmotoren-van-de-grootvader-van-hans-goedkoop