Rode wangen, koude handen, snel je jas en laarzen uit, en aan tafel; opwarmen aan een dampend bord boerenkool van opa’s landje. Dat is het eerste waar ik aan denk bij winters. Het scenario speelt zich elk jaar opnieuw af, maar échte winters heb ik nog niet vaak meegemaakt. Ik herinner me wel de romantiek. Wakker worden in een witte wereld, je warm aankleden, op pad met de slee, keihard vallen met de fiets, een sneeuwbal op het raam van de boze buurman en natuurlijk schaatsen op de sloot.
Mijn ouders hebben me van jongs af aan op schaatsles gezet, zodat ik met de rest van de familie kon meekomen tijdens schaatsritjes bij strenge vorst. Tijdens die ritjes reden we dan van dorp naar dorp. Na mijn schaatslessen kreeg ik een paar prachtige kunstschaatsen. Die heb ik helaas maar enkele winters kunnen dragen. Tot voor kort liet mijn moeder wel nog elk jaar netjes de schaatsen slijpen ter voorbereiding, maar daar hoor ik haar nu niet meer over.
De voorbereidingen op echte winters zijn niet meer zoals vroeger. Ze zijn er natuurlijk wel, maar dan in aangepaste vorm. Je haalt een paar truien en je winterjas uit de kast, koopt een nieuw paar handschoenen en laat je CV nog eens nakijken. Wellicht nog een paar dikke gordijnen bij de voordeur tegen de tocht. Want die gure winterse wind, die blijft. Je merkt dat de winter eraan komt als je als student door die ijzige kou staat te verkleumen op het perron, wachtend op de trein.
Als ik mijn eigen foto’s terugkijk, krijg ik haast een nostalgisch gevoel. En dat terwijl ik, met mijn 21 jaar, toch wel hoop dat we nog wat goede winters krijgen de aankomende jaren, ondanks de gevolgen van klimaatverandering. Hopelijk kunnen die schaatsen toch nog een keer naar de slijper. En tot die tijd kunnen we onze herinneringen aan koude tijden ophalen bij thuiskomst, om daar weer een beetje aan op te warmen.