Het touwslaan wordt gedefinieerd als ‘het ineendraaien van garens en strengen tot het verkrijgen van touwwerk’. De wijze waarop een touwwerk geslagen is, geeft in vele gevallen de uiteindelijke functie van het eindproduct weer. Dit komt tot uiting bij de toepassing van de verschillende soorten touwwerk aan boord van een schip.
Globaal kent het slaan van een touw vier fasen:
1. Het spinnen van vezels tot garens.
2. Het verwerken van garens tot een streng.
3. Het verwerken van strengen tot wantslag touwwerk.
4. Het verwerken van wantslag touwwerk tot kabelslag touwwerk.
Garens spinnen: altijd maar achteruit
Om de garens of draden te spinnen werden bundels vezel in balen aangevoerd en over de hekelbank gehaald. Dit was een bord of blok hout van 40 cm lengte met een groot aantal loodrecht staande pennen van 1 cm dikte en 20 cm lengte. Hierover trok men de hennep of het vlas om de bast te splijten, scheve en korte vezels te verwijderen en de lange bruikbare vezels recht te trekken. Hoe zachter en dunner de bastvezel was die overbleef, hoe beter deze zich liet spinnen. Met lange vezels van ongeveer een vaam (1.80 meter of 6 voet lengte) liepen de spinners met de hand achteruit waarbij de vezels in elkaar gedraaid werden tot garens. Wanneer men aan een touwslager vroeg hoe het ging met de zaken, antwoordde deze steevast: ‘achteruit steeds maar achteruit’. Dat was een goed teken want een touwslager loopt tijdens zijn werk steeds achteruit. De zwaardere soorten touwwerk werden meestal opgebouwd uit drie of vier strengen en met de machine geslagen. De te spinnen draden werden om de circa 10 meter ondersteund door een draagbalk. Daarop stonden houten pennen of spijkers om de garens of draden van de grond te houden.
De lijnbaan: werkplek van de touwslager
Lijnbanen of touwslagerijen waren sinds mensenheugenis de bedrijven waar touw werd vervaardigdvoor scheepstimmerwerven, zeilmakerijen, vissers en veehouders. Zulke touwen hebben vaak een aanzienlijke lengte. De productieplaats was daarop ingericht. Een lijnbaan stond op een terrein van al gauw 110 tot 160 meter lang. De aangewezen plaats daarvoor was langs de vestingwallen. Daar lagen de perfecte looppaden. Een touw werd immers geslagen doordat een arbeider aan het wiel van het rad draaide, terwijl een ander langzaam en in gelijkmatige tred achteruit liep. Bovendien boden de hoge bomen langs de wallen beschutting tegen regen en wind en kon het materiaal daarin worden opgehangen. In Elburg, Enkhuizen en Monnickendam bevonden de lijnbanen zich inderdaad langs de vestingwallen.
Touwslagerij uit Huizen in Enkhuizen
De touwslagerij in het buitenmuseum is een replica van die van de familie Schram te Huizen. Deze familie had een boerenbedrijf. Het touwslaan was een bijkomende en ondergeschikte bezigheid: er werden waslijnen gemaakt voor de plaatselijke bevolking. Belangrijk is echter dat de familie tot 1980 is doorgegaan met de productie zonder enige vorm van modernisering. Vernieuwingen waren er natuurlijk volop geweest. Maar uniek was het ook weer niet. Ook de lijnbanen waarmee touwslagers werkten in Elburg, Volendam, Edam en op Texel waren eenvoudig van opzet, mechanisch vergelijkbaar met onze touwslagerij.