Tot 1950 waren er maar een paar wegen in het Land van Vollenhove en verder vooral veel water. Giethoorn is er om bekend: punters en bruggetjes. Vanaf Wolvega liep er een weg naar Kuinre, vandaar kon je via de Hammerdijk naar Blokzijl en de Lageweg naar Ossenzijl. Bij Blokzijl tot aan de Moespot waar een weg naar Blauwe Hand land. Pas hier kreeg de reiziger wat meer keuzes: naar Genemuiden via het veer, Meppel of Zwartsluis. Deze wegen waren smal en meestal onverhard. Maar meer naar binnen in het Land van Vollenhove, en specifiek wat nu de Weerribben, is lag geen weg, hooguit hier en daar een pad. Transport ging vooral via water. Er moeten heel veel mensen een bestaan hebben gevonden op het water: de veerdiensten, de pakketdienst, het overzetten van vee, het ophalen van pas gesneden riet, bezorgen van kruidenierswaren, etc.
Zou Jan Busekool zo iemand zijn geweest? Hij woonde en werkte in Blokzijl, van zijn beroep was hij puntenier. Iemand die op een punter door het gebied voer. Van Jan Roelofs Bakker is het wat duidelijker: melkschipper, maar hij woont en werkt dan ook in Giethoorn. Het eerste transportmiddel dat op land over de smalle paden werd gebruikt was de fiets.
Pas nadat de Noord-Oost polder droog was gevallen en werd ingericht kwam er een nieuwe en belangrijke verkeersverbinding bij: de weg van Emmeloord - Marknesse - Blokzijl naar Steenwijk. Dat was medio 1950, vanaf dat moment komen er meer wegen: van Ossenzijl naar Kalenberg en door Wetering. Rond deze tijd wordt er in het gebied ook een waterleiding aangelegd. Nauwelijks zestig jaar geleden, neem daar elektriciteit, telefoon en gasaansluitingen nog eens bij al zijn die minder zichtbaar dan een weg. Door die aanleg van wegen kan de auto nu vrijwel overal komen en is vervoer via het water niet langer de drager van de lokale economie. Al zie je nog steeds mensen bepakt en bezakt lopen als ze bij een woning in Kalenberg Zuid aan de even zijde moeten zijn.