Kuinre is een stad, een kleine stad zonder stadsmuren maar daar zijn er wel meer van. Kuinre had aan beide zijden water als natuurlijke barrière. Aan de westzijde was dat het Nieuwe Kanaal het laatste stukje van de Tjonger die uit Friesland kwam en aan de oostzijde was dat de Linde die vlak onder Wolvega loopt en op de grens van Friesland en Overijssel stroomt. Kuinre was slechts één straat groot: de Hoofdstraat (nu de Henric de Cranestraat). Kuinre lag tot 1932 ook nog eens aan zee. Dat betekende veel bedrijvigheid in de haven, schepen die over de Zuiderzee voeren in een lijndienst op andere plaatsen, de vissers die er woonden en werkten. Van de Kuinre is nu na te gaan wie die schippers, veehouders en vissers waren om ons even te beperken tot de meest aansprekende beroepen. Zij waren er in grote getalen. Zij waren de eersten die belangrijk waren voor de lokale economie daarna kwam de dienstverlenende sector met de smid, de notaris, de ambtenaren op de gemeentesecretarie en ook valt nu te achterhalen welke predikanten er in de stad hebben gestaan. Bevolkingsregisters vertellen veel en geven stukje bij beetje hun geheimen prijs. In dit geval gaat het om een periode van 1811 tot 1939.
In het Zuiderzeemuseum zien we iets vergelijkbaars: van alle panden is bekend waar ze ooit hebben gestaan langs de Zuiderzee, en van veel panden weten we ook wie ooit de bewoners zijn geweest. Het zal je maar gebeuren dat je onderzoek doet naar het voorgeslacht en dan een adres weet te traceren en tot de ontdekking komt dat de voorouderlijke woning in een museale omgeving terecht is gekomen. Maar misschien is het ook wel leuk om zo'n adres gewoon nog in het echt te kunnen zien in de eigen omgeving waar het ooit gebouwd is.
Kuinre geeft in ieder geval nu prijs wie er ooit woonden, inderdaad ook voormalige bewoners van het eiland Schokland vonden er een nieuwe woning veiliger dan op het eiland maar wel met uitzicht op zee. Totdat de Noordoostpolder werd vastgeklonken aan het ,,oude" land en het water uit het zicht verdween. Dat de nieuwe polder en het oude land aan elkaar vastliggen is naderhand een waterstaatkundig foutje gebleken. Daarover misschien een andere keer.