De Zuiderzee blijft je achtervolgen waar je ook bent langs de kustlijn van het water. In het Land van Vollenhove konden ze daar van meepraten. Een laaggelegen gebied, nat en uitgeveend, als het mee zat kon het water onder natuurlijk verval naar de Zuiderzee stromen: sluisdeur open en weg laten lopen. Er waren drie sluizen: de sluis van Blokzijl, de sluis in de Ettenlandse kolk en de sluis bij Zwartsluis. Op die manier moest het water uit het Land van Vollenhove en een deel van Drenthe afgevoerd worden. Maar zoals vaak dat loopt een keer spaak.
Goede raad is duur. Er waren in het Land van Vollenhove medio 1910 niet minder dan 24 kleine polderbesturen en waterschappen die allemaal hun eigen koers bepaalden. Het was allerminst vanzelfsprekend om de koppen bijelkaar te steken en na te denken over het stichten van een (stoom) gemaal.
Toch moet de ambtelijke molen tussen en met die 24 polder- en waterschapsbesturen aan het draaien zijn gegaan want er komt op de plaats van de Ettenlandsche sluis een stoomgemaal. Bij de ingebruikname krijgt het watergemaal ook een naam: A.F. Stroink, de dijkgraaf van het waterschap Vollenhove.
Het stoomgemaal moest voorkomen dat het toch al natte land overlast zou ondervinden van een overschot aan water dat nergens naar toe kon stromen behalve dan landerijen onder water zetten. In de tijd waarin zich dit afspeelt liggen er landerijen, ruigten, plassen en dorpen. Giethoorn is het meest bekende dorp, tot in China weet men inmiddels waar dit dorp waar alles via het water gaat te vinden. Veel rietlanden en inmiddels de natuurgebieden Weerribben en Wieden.
De waterafvoer was gebrekkig als er geen infrastructuur is voor het wegverkeer dan loopt dat bij een toenemend gebruik vast, idem met het water als er geen wegen zijn waarlangs het kan stromen dan zoekt het de moeilijkste weg: de kant op. Daar zit niemand op te wachten.
Behalve het stichten van een stcomgemaal was het noodzakelijk om een paar snelwegen voor water in het Land van Vollenhove te graven. Met de hand wel te verstaan, het was de tijd van grote werkloosheid en een paar van deze kanalen zijn ook in het kader van de werkvoorziening uitgevoerd. Het Meppelerdiep tussen Meppel en Zwartsluis werd uitgebreid, het Steenwijkerdiep werd gegraven, het kanaal Steenwijk - Ossenzijl, en het kanaal Beukers - Steenwijk zijn de belangrijkste projecten om het Land van Vollenhove van wateroverlast te ontlasten.
Pas op dat moment heeft een stoomgemaal zin en kon het in 1919 met groot vlagvertoon in gebruik worden genomen. 1919 ligt slechts enkele jaren na de Watersnood van 1916, het Land van Vollenhove is in dat rampjaar nauwelijks getroffen mede door de windrichting werd het water niet in deze hoek van de Zuiderzee opgestuwd.
Wel vormde de Watersnood van 1916 de opmaat voor het afsluiten van de Zuiderzee waardoor er na 1932 sprake zou zijn van een hele andere situatie op het IJsselmeer en daarmee ook op het achterliggende land. Hoogstwaarschijnlijk was een gemaal in de dijk tussen Vollenhove en Blokzijl zoals het watergemaal er nu bijna 100 jaar staat toch noodzakelijk geweest. Nu slaat het water uit op het Vollenhovermeer.
Om gebruik van stoom te maken lag hier voor de hand. Er was al elektricteit of diesel beschikbaar maar voor elektriciteit zou een dure kabel doorgetrokken moeten worden. Niemand zat te wachten op extra bouwkosten in een tijd waarin ieder dubbeltje er één teveel zou zijn. Stoom was bekend.