Over de Dijk
We reden in die zomer samen
in een oude Taunus
over de beroemde dijk
van oost naar west
en zagen aan twee zijden
het water van een verdwenen zee
Mijn vader rookte een sigaar
en vroeg me als mijn meester
over het waarom van deze weg door zee
en wie en ook wanneer
Ik noemde Lely, zag het robuuste beeld
staan kijken bij de sluizen van Den Oever
naar zijn levenswerk
we stopten halverwege bij ‘het Monument’
om soep en om een plaatje
op mijn kleine bruine koffer
Dat was om altijd terug te denken
aan deze reis zei hij over de Dijk
die nu kaarsrecht
de zee doormidden sneed