Verhaal

Het blijft maar regenen

Hoe wordt Nederland droog gehouden?

Fallback Image Profiel Vincent Erdin

Dagenlang regen en geen wind een mistroostig beeld in de eerste helft van de 19e eeuw

Poldermolen en stoomgemaal Spanbroek

De poldermolenaar kijkt vertwijfeld naar buiten en vooral naar de grijsgrauwe lucht. Het regent nu al een paar dagen onophoudelijk maar geen zuchtje wind. Hij zou moeten malen volgens de polderinstructie, het peil in de polder staat nu al een paar streep boven het vastgelegde peil maar als er geen wind is kan hij ook niet aan de slag. Hij kan weinig anders doen dan bij de potkachel te blijven en wachten op betere weersomstandigheden. De landbouwer kijkt met afgrijzen naar zijn land: een mistroostige aanblik van water zegt genoeg. Dat water kan niet weg omdat de polder volstaat. En hij weet ook wel dat de molenaar loopt te ijsberen maar weer of geen weer hij gaat toch naar het polderbestuur om zijn beklag te doen, tegen beter weten in. Maar misschien nog wel het meest om even buiten te zijn en iemand anders te spreken dan alleen maar de hele dag binnen te moeten zitten en niks te doen. De potstal is al drie keer schoongeveegd en binnen zitten is ook niks.

Tot in ieder geval 1875 was dit voor zeer veel polderbesturen de realiteit. Ingelanden die een beetje knorrig worden van al dat regenwater en een molenaar die niets kan beginnen omdat er geen wind staat. De polder loopt langzaam maar zeker vol met al dat hemelwater.

Het maakt echter verschil uit wanneer die regen valt: in het winterseizoen dan is de bodem doorgaans al verzadigd en verdampt er niets meer omdat er geen gewassen op het land staan, ook het gras om te hooien groeit niet.

In het voorjaar periode maart - juni begint alles te groeien en te bloeien en verdampt er enorm veel water een paar dagen regen is dan minder erg en misschien ook wel welkom al is het voor de hooibouw weer iets minder.

Tot medio 1835 was Nederland afhankelijk van poldermolens om het land droog te houden. Vanaf dat moment begint stoom zijn intrede te doen en worden de eerste stoomgemalen gesticht. Toch zal het nog een jaar of zeventig duren voordat vrijwel alle polders in Nederland een nieuwe vorm van bemaling toepassen. Binnen polderbesturen zijn de grote boeren vaak het meest gezaghebbend en omdat zij doorgaans de beste stukken land in een polder in bezit hebben is er voor hen een minder grote noodzaak om over te schakelen op de duurdere mechanische aandrijving van een stoomgemaal. De kleinere boeren die op de diepere punten van een polder hun land hebben weten als geen ander: water stroomt altijd naar het laagste punt. 

In de Peizer- en Eeldermaden (op de grens van Groningen en Drenthe vlakbij de stad Groningen) is een stuk land met de naam ,,Onland" (,,Niet land") en dat zegt al genoeg. Eigenlijk is het geen land en daarmee niet geschikt voor agrarische doeleinden. Inmiddels is die agrarische bestemming er af gehaald. Maar de boeren die in de tachtiger jaren daar hun land hadden hebben vaak getobd, schraal land, geringe opbrengst en nat. Het beeld van een romantisch bestaan van een boer vergaat je direct bij het zien van dat niet land.

Op de afbeelding van poldermolen ,,De Vier Winden" en het stoomgemaal bij Spanbroek is treffend weergegeven hoe de verhouding was tussen wind en stoom. De poldermolen zorgde voor de hoofdbemaling en alleen als er geen wind was om te malen dan mocht het stoomgemaal gebruikt worden. Dat kon alleen in kleinere polders want hoe groter de polder is hoe meer belangen er spelen en dus de noodzaak voor een strikt te hanteren peilbeheer. Toch was het waterbeheer daarmee nog niet optimaal. Als de ene polder wel het water kwijt kon dan werd dat uitgeslagen in de naastgelegen polder. Die polder werd dan opgezadeld met de wateroverlast en moest maar weer zorgen al dat water kwijt te raken.

Pas als polders gaan fuseren tot grotere eenheden wordt een beter waterbeheer mogelijk maar dan zitten we al ver in de 20e eeuw, vanaf 1950 wordt het grote fusieproces in gang gezet.

De tweede afbeelding is van het boezemgemaal ,,A.F. Stroink" dat stoomgemaal is in 1919 op de dijk tussen Blokzijl en Vollenhove gebouwd en heeft het water uit het achterland uitgeslagen in de Zuiderzee. Het watergemaal bestaat dit jaar 100 jaar en heeft nog steeds een belangrijke functie in het waterbeheer in het Land van Vollenhove. Een boezemgemaal zorgt voor het waterbeheer in een groter gebied, in dit geval het hele Land van Vollenhove. Naast A.F. Stroink staat er een vergelijkbaar gemaal bij Meppel. Een boezemgemaal slaat al het polderwater uit op een ,veel, groter buitenwater hier de Zuiderzee en tegenwoordig het Vollenhovermeer, dan stroomt het naar het IJsselmeer en verder via de spuisluizen van de Afsluitdijk naar de Waddenzee.

De mistroostige poldermolenaar was door de komst van het stoomgemaal behoorlijk geholpen. Zij het dat van de talloze poldermolens de meesten eindigden op de brandstapel, of in delen werden verkocht om elders weer hergebruikt te worden. Een molen is niet veel anders dan een bouwpakket. Veel van de huidige Nederlandse molen hebben al een eeuwenlange geschiedenis, duurzamer kan bijna niet. 

De stoomgemalen hebben een typisch Nederlandse geschiedenis en een veel kortere geschiedenis. Het hoogtepunt lag tussen 1850 en 1920. Vanaf omstreeks 1905 komen er al andere energiebronnen beschikbaar: diesel en elektriciteit.

Uit een onderzoek door de auteur kan worden opgemaakt dat er meer dan 850 stoomgemalen in Nederland hebben gestaan. 

Voor een volgende keer: de peilschaal het meetinstrument voor iedere poldermolenaar en machinist van een stoomgemaal.

 

bijdrage geplaatst: 11 januari 2019

afbeelding: poldermolen ,,De Vier Winden" en stoomgemaal Spanbroek

afbeelding: watergemaal A.F. Stroink, fotoarchief Zuiderzeemuseum

 

 

 

 

Media