Het onderwater zetten van een groot deel van de provincie Utrecht om de vijand tegen te houden of om in ieder geval de opmars te vertragen dat was het doel van de Hollandse Waterlinie. In 1672 ontstond de Nieuwe Hollandse Waterlinie die de aanwezige werken van de bestaande Waterlinie overnamen en verder werd uitgebreid.
Doel was om vijandelijke troepen die in aantocht waren te belemmeren via Utrecht en Gelderland naar Holland te trekken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een aaneenschakeling van waterstaatkundige werken vanaf de Zuiderzee bij Muiden en Naarden tot aan Heusden (Noord-Brabant).
Een waterlinie opwerpen is niets anders dan water naar binnen laten stromen vanaf de Zuiderzee tot zover als het nodig is, afhankelijk van de inschatting die wordt gemaakt van de route die de vijandelijke legers zouden kunnen volgen. Het onderwater zetten is eigenlijk "spelen" met water; bij vloed op zee werden de sluisdeuren open gezet en stroomt het water vanzelf en in grote hoeveelheden naar binnen.
In de tijd waarin de Waterlinie werd aangelegd ging het om de Zuiderzee die tot aan de afsluiting in 1932 een zoutwater reservoir was. Iedere keer als dat gebeurde werd er ook een fors gebied aan landbouwgrond onder water gezet. Met zout water wel te verstaan. Water in laten lopen is het probleem niet maar het weg laten lopen als de dreiging voorbij is kost meer moeite. De schade die zout water aanricht op de landbouwpercelen is voor de getroffen boeren.
Een waterbarrière werkt zolang het niet vriest dat het kraakt. In de 17e, 18e en 19e eeuw waren er meer strenge winters dan heden ten dage, waar een strenge winter vrijwel een uitzondering is geworden. Als het stevig had gevroren dan was de Waterlinie een goed begaanbare snelweg voor de vijandelijke troepenmacht.
Bij Muiden, Naarden en Weesp liggen belangrijke sluizen: in Muiden de Grote Zeesluis, Bij Weesp ter hoogte van Fort Uitermeer en in de vesting Weesp. Op de foto aan de kop van deze bijdrage: de Grote Zeesluis van Muiden die de rivier de Vecht afsluit van de Zuiderzee/IJsselmeer, op de achtergrond het Muiderslot. Dat het om belangrijke strategische werken gaat kan worden afgeleid uit het feit dat de sluisdeuren dubbel zijn uitgerust. Bij een gewone sluis zit aan iedere zijde van de sluiskom een paar sluisdeuren, bij deze sluizen die van strategische belang zijn zit er aan iedere zijde een dubbel paar sluisdeuren. Op de detailfoto van de Grote Zeesluis zijn de dubbele deuren aan de landzijde te zien, net buiten de brug en het tweede paar deuren juist onder de brug.
Er wordt niets aan het toeval overgelaten; spontaan onderwater zetten omdat een stel deuren defect is kan niet. Bij de hapering neemt het andere stel deuren de functie over. Hetzelfde geldt voor de sluis bij Fort Uitermeer, dit is een vrij kleine sluis en daarom slechts iedere zijde van de sluiskom een paar deuren.
Dat het onderwater zetten vrij eenvoudig is komt door het gebruik maken van vloed op de Zuiderzee, het water staat in dat geval hoger dan het binnenwater. Open de sluisdeuren en er stroomt zoutwater naar binnen. Het weg laten lopen heeft wat meer voeten in de aarde. Dichterbij de kustlijn zal dat onder vrij verval nog wel lukken: eb op zee wil zeggen dat de waterstand op zee lager is dan van het binnenwater. Maar als het water wat verder het gebied in is gelopen wordt het lastiger. Poldermolens kunnen het teveel aan water opvoeren naar een kanaal of rivier en zo kan het toch weer naar zee stromen.
Een Waterlinie kan effectief zijn maar er zitten toch ook wel haken en ogen aan.
De hier genoemde sluizen hebben nog steeds een waterstaatkundige functie, de strategische functie is inmiddels vervallen. De Grote Zeesluis en de sluis in de vesting Weesp zijn van groot belang voor de pleziervaart; schepen worden hier geschut om het hoogteverschil aan weerszijde van de sluiskom te overbruggen.
bijdrage geplaatst: 16 december 2019
Afbeeldingen: auteur