Ook bij mij sloeg de ijskoorts vroeger toe zodra het begon te vriezen. Ik kon niet wachten om de ijzers uit het vet te halen en mijn schaatsen onder te binden. Al jong leerde ik achter een houten stoel aan schaatsen op het slootje bij het ‘zandland’. Dat was toentertijd het einde van Amsterdam waar nu de ringweg om Amsterdam, de A10 loopt. In de zestiger jaren van de vorige eeuw kon je iedere winter wel schaatsen. Het was niet de vraag of, maar altijd wanneer. Soms waren de winters extreem streng, zoals die in 1963. Ik herinner me nog goed dat ik mee mocht met de auto van de vader van mijn vriendinnetje. In Monnickendam werd het touw van ons sleetje aan de bumper vastgebonden en reden we de Gouwzee op. Samen zittend op het sleetje werden we door de auto naar Marken getrokken. Prachtig toch?
Maar ook in minder strenge winters was het altijd dikke pret. Eerst dus op de slootjes aan de rand van de stad en later op de Amsterdamse IJsclub (AIJC) aan het IJsbaanpad -achter het Olympisch Stadion. En dan was het wachten geblazen totdat op tramlijn 1 of 24 het bordje IJSBAAN OPEN verscheen. Dan kon de ijspret pas echt beginnen, want wat is er mooier dan met al je klasgenootjes en vriendjes de hele dag op het ijs te staan. Eigenlijk waren de avonden op de ijsbaan nog het leukst met muziek en de lichtjes aan en net voor sluitingstijd in de kantine nog lekker een kop warme chocolademelk toe. Wie zou daar nou geen zoete herinneringen aan over houden? Des te leuker was het om laatst te horen dat mijn eigen kinderen ook als puber zo hadden genoten van het ’s avonds nog ‘even’ in het donker buiten mogen schaatsen. Weliswaar was dat niet op een ijsclub in Amsterdam, maar gewoon op de sloot achter onze tuin in Monnickendam. Ze hadden de mazzel dat er veel kinderen van hun leeftijd in de buurt woonden. In alle tuinen werden lampen aangestoken en een vader toverde zelfs een bouwlamp tevoorschijn. Als het tijd was om naar binnen te komen, kwamen ze steevast bedelen om een ‘nog heel eventjes, Mam’. En ze hadden geluk want deze Mam zei bijna altijd: ‘nou, nog heel eventjes, dan’. Want dat geluk heb je nu eenmaal met een Mam die zich haar eigen ijspret nog zo goed kon heugen.
Marijke van den Berg-Leydesdorff
(column januari 2017 Prettig Weekend, weekblad van Waterland e.o)